terug naar index

 

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15

Wee, ga!

Blijf gerust naar me staren, jongeling in de polder. Elke zomernacht dat je, midden in de nacht, als je vriendin al is gaan slapen, nog uit je ledikant, en uit de stacaravan naar buiten stapt, op je landje, om onder de blote zomerhemel de sterren te bekijken, dan krijg ik je in de gaten. O, jij dacht zeker, "ik zie de sterren, maar de sterren zien mij niet". Je dacht: dat ene heldere sterretje, in dat onregelmatige rijtje, daar vlakbij het zenith, dat is maar een hemellichaam. Dat klopt, het is een ster, dus, inderdaad, een voorwerp, een levenloos object. Denk je ook zo over de zon, de centrale ster in jouw planetenstelsel? Je kunt niet eens naar hem kijken; je brandt meteen een gat in je netvlies als je dat tien seconden of meer volhoudt. Er is meer leven in die zon van jullie, dan op de planeet waarop je staat. Bestond de zon niet, dan was je er zelf niet.

En daar sta je dan, in de donkere poldernacht op het veen. De aarde onder je is recht, met dicht gras begroeid boerenland, elke twintig meter doorsneden door eindeloos weglopende sloten, tot aan horizonten bezet met lichtjes van boerderijen en dorpen, waarachter nog weer andere polders, alsof de bodem van het universum uit niets bestaat dan eindeloze polders, waarachter weer andere gebieden uitgestrekt over de aardkorst liggen. De maan boven je is rond, en je hebt met aardrijkskunde geleerd dat jij ook op een bol woont, maar dat is maar theorie. Je hebt zelf duizenden kilometers in alle vier de windrichtingen afgelegd, bij je reizen naar altijd weer andere landen, maar wel altijd steeds weer in hetzelfde horizontale vlak. En je bent een encyclopedisch reiziger; alles moet je zien. Telkens streep je weer een land af, tot je - ooit - klaar bent met de aarde.

Je denkt misschien dat de aarde met dat gekrioel van mensen, in al die bereisbare landen met hun interessante hoofdsteden, hun eigen talen die je allemaal een beetje uitprobeert bij het doen van een bestelling, en een begroeting, meer stelt dat ook niet voor - je denkt zeker dat die planeet van jou ook maar iets voorstelt op hemelschaal. Als je met een raket een paar honderd kilometer de hoogte in gaat, dan hoor je helemaal niets meer. Je ziet in veel gevallen ook helemaal niets meer. Of je moet toevallig in een zwaar verstedelijkt gebied zitten, bijvoorbeeld in dat Amsterdam van jou, waarvan je denkt dat dat toch zo'n enorm interessante plek is. Nou, dat valt van hieraf wel mee. Die paar concentrische grachten, die de toeristen zo leuk vinden, daar is al gauw niets meer van te zien. En Nederland of Holland, of hoe je die paar nog net niet ondergelopen schiereilanden ook noemt, nou vooruit, het is één van de weinige gebieden waar in het avondduister, vanaf een grote hoogte gezien, nog licht van afschijnt, van alle lampen in alle dorpen en steden van jouw land, het dichtstbevolkte land op de wereld. Ik zou er niet al te trots op zijn. Jullie weten heel goed dat dat niet in je voordeel gaat werken, op de langere termijn. Het water is nergens meer te drinken, en de lucht kun je nog maar net met goed fatsoen inademen. De boeren die nog denken dat zij lekker in de frisse lucht zitten, die zou ik ook nog wel wat duidelijk kunnen maken.

Jouw blik op de hemel is ook zo beperkt! Dat Duitse lied van die rockband Rammstein, dat gaat van: "Hier kommt die Sonne. Sie ist die hellste Stern von alle!" Die zon van jullie, dat is voor jullie alleen maar de meest nabije ster. Qua werkelijke grootte en kracht kan ze niet eens in mijn schaduw staan.

Had je niet gedacht, hè? Dat zo'n willoos lichtje aan de hemel jou de les kon lezen. Ik begrijp het ook wel. Ik val nogal uit mijn rol. Je vindt misschien dat ik 'uit de hoogte doe', en dat dat in de letterlijke zin ook daadwerkelijk zo is. Maar als je het strikt astronomisch bekijkt, dan sta ik niet hoger dan jij. Er bestaat op heelalschaal niet zoiets als hoog en laag. Alles is relatief; we staan allemaal in een zekere fysieke relatie tot elkaar. Hoog en laag, dat zijn termen die alleen betekenis hebben vanaf het oppervlak van één bepaald hemellichaam. Voor de rest van het universum moet je de term 'hoog' opvatten als niets meer of minder dan 'ver weg'.

En dat hemellichaam van jou, die 'aarde', 'the third rock from the sun', zoals het figureerde in de allerflauwste van de sitcoms van zo'n tien jaar geleden, daar moeten we ons dus niet te veel van voorstellen. Je mag wel denken dat jullie de enige planeet zijn waar zich biologisch en intellectueel (ahum) leven afspeelt, maar dat stel je alleen maar vast bij ontstentenis van enige kennis van het verdere universum. Al moet gezegd worden: jullie weten te je weren in het universum. Op de meeste planeten die er te vinden zijn rond de ons bekende sterren, is er vrijwel niets te beleven. Het zijn over het algemeen daadwerkelijk niet anders dan stukken rots die in een dag rond hun eigen as draaien en verder nog hun jaarlijkse kringetje om een bepaalde ster heen draaien. Waarmee dan meteen het begrip 'dag' en 'jaar' zijn gedefinieerd, nog afgezien van de feitelijke duur van die processen.

Over dagen en jaren gesproken: zo'n dag duurt bij jullie zo lang als nodig is om je aan te kleden, iets te eten als het even kan samen met je vrouw en je kinderen, en je naar een werkplek te begeven, bijvoorbeeld een kantoor in de grote stad dertig kilometer van huis, aldaar de dagelijkse zaken door te nemen, wat correspondentie te doen, midden op de dag een onderhoud te hebben met het voltallige team, alvorens een potentiële klant een paar honderd kilometer verderop per auto of trein te bezoeken, die klant een zo gunstig mogelijke indruk te bezorgen van het bedrijf waarvoor je werkt en de diensten die het desgewenst levert, onderweg misschien nog een kennis te bezoeken en iets te drinken, weer thuiskomen en met het gezin te dineren, nog wat administratie te doen, en met het gezin nog een leuk programma te kijken, en als de kinderen naar bed zijn nog de dag door te nemen met je vrouw onder het genot van een drankje, en vervolgens met of zonder verder onderling intiem contact jezelf te bedde te leggen om gedurende zes tot negen van de vierentwintig uren met gesloten ogen stil te liggen in een staat van bewegingsloze bewusteloosheid ten einde aan te sterken voor de volgende cyclus van vierentwintig uur, de hoeveelheid tijd die de planeet nodig heeft om in zijn geheel één keer om zijn eigen as te draaien.

Een dag is bij jullie, om er iets van te zeggen, in elk geval: overzichtelijk. Je moet toch wel lichtelijk vergeetachtig, om niet te zeggen 'dement' zijn, om daar niet een indruk van te bewaren, voor die tijd is verstreken.

Maar ik kan je vertellen dat dat niet in alle gevallen zo is. Om een beetje bij jullie in de buurt te blijven: een dag op Venus resp. Mars is twee derde van jullie dag, dus 18 uur, respectievelijk een paar uurtjes langer als bij jullie. Maar waar ik zit, daar heb je planeten met een diameter van vijfhonderdduizend kilometer, om in aardse maten te spreken. Het heeft niet zoveel zin om met jullie te redekavelen over 'tijd'. Als je bij ons op een bepaald punt op zo'n planeet woont, dan duurt een etmaal een kwartaal tot een half jaar. 'Er een dagje op uit', of 'een nachtje doorhalen', dat doe je bij ons niet zo lichtzinnig.

We praten nu over dingen als 'tijd' en 'plaats', maar je moet vooral niet denken dat dat 'universalia' zijn, dingen die zo voor de hand liggen, dat je die termen overal en altijd kunt gebruiken. Ik zeg zojuist 'overal en altijd' maar ook die termen verliezen hun betekenis met de lichtjaren. Zo'n term als 'lichtjaar' is ook opvallend: we gebruiken de term 'een jaar' niet om een tijdsduur aan te duiden, maar - in 'lichtjaar'- om een afstand aan te geven. Je kunt, als je blijft doorreizen, op zekere momenten terechtkomen op plekken (om dat vocabulaire nog even vol te houden), waar je niet meer met een GPS-ontvanger kunt vaststellen waar je bent. En hoe laat het is, of wat de datum is, dat is alleen nog iets wat een horloge voor je zou kunnen bijhouden, maar de atmosferische omstandigheden kunnen hier zodanig uit het gareel raken, dat ook jouw Zwitserse kwaliteitsuurwerk het opgeeft. Je eigen snelle veroudering zou je een idee van het tijdsverloop kunnen bieden. 'Tijd' wordt dan uiteindelijk zoiets als, om met een bekende dichter uit de jaren vijftig te spreken, 'een kalender in een graf'.

Ik zal me even voorstellen, voor zover dat nodig is, tenminste. Ik ben Vega, of eigenlijk, voor Hollanders: Wega. En ik ben niet echt wat je noemt een 'entiteit', een wezen of een ding. Ja, ik ben een ster. En ook niet de geringste. Ik ben toch echt "die hellste Stern von Alle."

En van jullie uit gezien, staan de zes sterren Wega (ik dus), Sjeliak, Soelafat, Delta Lyrae, Gamma Lyrae en Eta Lyrea, in één mooi figuurtje, en dat noemen jullie 'de lier', zo'n Oudgrieks harpje, waar Orpheus op speelde om zijn liefje Euridyké mee te plezieren. Het is heel aardig voor mij en mijn buren, maar eerlijk gezegd is er veel fantasie voor nodig om daar een harp in te zien. Het probleem met jullie mensen is, dat jullie altijd maar weer een figuur, een patroon of een schema willen zien in iets wat toch uiteindelijk bij elkaar alleen maar één grote ongeordende troep is. Jullie zien de samenstellende sterren van die figuur aan de hemelkoepel, 's zomers rond middernacht, recht boven je aan het zenith, alsof ze alle zes precies op dezelfde afstand van jullie staan. Wie zegt dat je in die zes sterren, vanuit een heel andere hoek, dwars op jullie kijkrichting bijvoorbeeld, niet een heel andere figuur zou zien, bijvoorbeeld die van zo'n stompzinnige trekharmonika? Of van een slagroomgebakje? Dan ben ik, met een beetje geluk, de kers op de taart.

En die Orpheus, de bespeler van de lier, dat was ook een dromer zonder ruggegraat. Het was al niet erg link van hem dat hij, toen zijn vriendin Euridyké stierf, in de onderwereld afdaalde om haar terug te halen, en als je dan toch al zo'n onbezonnen daad begaat, dan zorg je dat je haar geen moment uit het oog verliest. Als je Hades tart, de heer van de onderwereld, dan moet je niet teveel aan het toeval overlaten, nietwaar? Je had kunnen weten dat hij haar in een zoutpilaar veranderde als je even niet oplette. Precies hetzelfde gebeurde al in de Bijbel, in Genesis. Toen Lot - nomen est omen - toen die met zijn gezin het Beloofde Land werd uitgezet, keek zijn vrouw achterom, en terstond veranderde zij in een zoutpilaar. Lot was een lotgenoot. Zo zie je maar weer. We hebben dan wel de Mammoetwet gehad, een christelijke nationale school is voor je opvoeding zo gek nog niet, en een klassieke opleiding blijft educatief toch het ideaal.

"Het staat in de sterren geschreven," zeggen ze wel. Nou, als je dan zelf de grootste van alle sterren bent, dan zul je wel wat weten, nietwaar? Toch moet je vooral niet denken dat ik het zo ontzettend met mijn gigantische omvang getroffen heb. Ik sta hier gewoon altijd maar op hetzelfde punt in het heelal te fikken en gigantisch veel licht te verspreiden. Wij sterren, wij zijn gigantisch sterk en machtig. Ikzelf geef zo ontzettend veel licht en hitte, dat de sterren om me heen daar jaloers op zijn. Aan die buursterren heb je daardoor niet zo heel fijn gezelschap. Ik ben als grootste ster ook tamelijk onbenaderbaar; men zal er wel voor waken om bij mij in de buurt te komen. Maar ja, als ik klein en zwak was en zacht licht afgaf van een milde temperatuur, dan zou dat nog niet uitmaken. We staan namelijk hoe dan ook miljoenen kilometers van elkaar af. Er draaien wel een paar honderd planeten binnen gezichtsafstand om mij heen; dat geeft dan nog een zekere schijn van gezelligheid.

Zo kan het ook komen dat je wat probeert uit te wisselen met levende wezens op een planeet. Ik heb dus, zoals u hierboven al kon lezen, een jongen op een zekere planeet hier heel ver vandaan in de smiezen. Hij is ergens halverwege de veertig; ik had hem even terug al aangeroepen, maar nu is hij gaan slapen. Hij woont op een tochtige, slecht onderhouden etage aan de binnenste gracht, en ook nog eens op bijna het smalste punt tussen twee grachten, in de hoofdstad van één van de kleinste, dichtstbevolkte, welvarendste en intellectueel meest ontwikkelde landen. Zijn woonkamer kijkt uit op de binnenste gracht, en aan de achterkant kan hij de volgende gracht zien. Voor de weekeinden kiest hij als verblijfsoord het diametraal tegenovergestelde: een oude caravan in het natte, lage en lege Groene Hart, en 's nachts kijkt hij naar mij. Hij heeft er geen idee van dat ik hem ook kan zien. Hij heeft ook een vrouw, een heel knappe en lieve meid. Deze jongeman heeft de meest hermetische rationalistische studie gedaan van het meest opene en communicatieve medium dat tussen de mensen werkzaam is: de taal. Zijn eigen taal onderwijst hij aan goed opgeleide talige immigranten uit alle delen van de wereld. Hij heeft een trouwe vriendenkring, een enorme familie, en op zijn werk als docent Nederlands heeft hij een doelgroep bestaande uit jonge mensen die hun uiteenlopende geboortelanden hebben verwisseld voor dit welvarende en voor de wereld openstaande land. En zo zijn er nog een paar eigenschappen die hem maken tot een vat vol tegenstelingen, en daarom is hij voor mij, een verre buitenstaander, de uitgelezen figuur op deze planeet om contact mee te zoeken.

Jullie gaan er ook steeds van uit dat sterren geen mensen zijn, en dat we dus niet kunnen denken, kijken en praten zoals jullie. Jullie mensen zijn wel heel knap; jullie krijgen veel voor elkaar, ook al hebben jullie maar weinig energie. En nul uitstraling. Jullie schijnen ook te denken dat sterren alleen maar licht uitstralen. Maar wij hebben zo ontzettend veel energie, weet je. Die energie zal zich, op een gegeven moment, dan ook wel weten te richten op iets, denk je niet? Als je zo enorm veel kracht hebt, dan kan het niet anders of je gaat, door honderden miljoenen jaren van evolutie, onwillekeurig toch vaardigheden ontwikkelen.

Nou ben ik natuurlijk tientallen malen groter en energieker dan de ster die het middelpunt bezet van jullie bescheiden planetenstelsel, en die jullie 'Zon' noemen. Wil je me trouwens wel verontschuldigen voor de minachtende toon die ik aansloeg over de Zon, en over de toestand op jouw planeet? Ik kan je lekker plagen om jullie bescheiden maten, maar, laten we wel wezen: met jullie kan ik tenminste praten: jullie denken en jullie weten aardig wat, en als jullie je over wat dan ook een mening vormen, dan zorgen jullie er ook wel voor dat dat ergens op gebaseerd is. En als jullie het onderling niet eens zijn, dan slaan jullie elkaar niet per definitie meteen de hersens in. Jullie vormen, tenminste in een aantal van de meest welvarende gebieden - die jullie landen of ook wel staten noemen - groepjes van gelijkgestemden, en jullie overleggen dan met andere groepjes, en dan vaardigen jullie een groepje vaak wijze mannen en vrouwen af om plannen te maken en uit te voeren. Zo gaat dat tenminste blijkbaar in de meeste rustige gebieden op jullie planeet. Dat hebben jullie aardig voor elkaar, en dat wekt ook wel enige bewondering op. We zouden het waarschijnlijk goed met elkaar kunnen vinden.

De communicatie is wel heel beroerd - de tijd om informatie bij jullie af te leveren is simpelweg te lang; het is een kwestie van lichtjaren. Het valt niet mee om te communiceren, als je na een beurtwisseling zoveel jaar op antwoord moet wachten. Ik heb uitgerekend dat het zo'n twaalf aardjaren is dat het licht erover doet, van jullie naar hier. Het kost jullie minder tijd een kind in de wereld te zetten en het op te voeden, dan een boodschap naar ons te sturen. Wat ik onlangs van jullie planeet opving, was een vulkaanuitbarsting op een flink eiland een beetje aan de noordkant van jullie planeet, midden in een oceaan; er waren vliegtuigen die ervoor moesten uitwijken, en ikzelf zag een heel klein rookpluimpje, maar bij jullie moet dat een sensatie geweest zijn. Dat was, in jullie jaartelling: april 2010. Er kan in de tussentijd ontzettend veel gebeurd zijn. Zo richt ik mij in dit bericht tot een figuur van een jaar of veertig, vijftig die middenin een oude stad woont in een oud huis aan een oude gracht, en die leraar voor buitenlandse studenten is, maar die informatie kan inmiddels ook wel danig verouderd zijn.

In onze uitwisseling van ideeën en ervaringen presenteer ik me nu tegenover jou, jonge man in de stacaravan op het landje, als een mens zoals jij dat zelf bent, maar dat is alleen maar om me een zekere houding te geven, om me communicatief te kunnen opstellen. Ik vertel dus over mijn situatie hier en probeer die voor te spiegelen als een verzameling individuen die samen een maatschappij vormen. Maar dat is niet conform de realiteit.

Wij op de planeten rond de ster Wega zijn namelijk tezamen één alwezen. We hebben een stoffelijke verschijningsvorm, maar we lijken niet op mensen of beesten, eerder op planten, maar dan ook niet de groene stengels met bladeren zoals bij jullie. We zijn een verzameling schimmels die nauwelijks in het groene landschap van deze planeten opvallen. We zijn een substantie die niet hoeft te oogsten en te eten om zichzelf in stand te houden. Ook al stellen we fysiek bijzonder weinig voor, we hebben een onderling gedeelde geest, die waarnemingen, overdenkingen en uitingen doet die duizenden en miljoenen kilometers bereik hebben. Ik stelde me aan jou voor als 'de ster Wega', maar ik ben niet zelf de ster, ik vertegenwoordig alleen de samenleving op de planeten rond die ster. Wij lopen miljoenen jaren op jullie voor. Ook wij waren ooit 'mannetjes' zoals jullie je de marsmannetjes voorstellen, maar dat was nogal onpraktisch. We hebben een evolutie ondergaan die ongeveer in de omgekeerde richting is gegaan van hoe jullie mensen uit zoogdieren, reptielen, vissen, planten en schimmels zijn geëvolueerd. We combineren een bijzonder primitieve fysieke verschijningsvorm met een intelligentie van superieure rekenkracht en een onbegrensd communicatief bereik. Wij beschouwen jullie aardbewoners ook als heel onhandig. Maar dat heeft ook wel weer zo zijn bekoring.

Jij, jongeman in de nacht, op je landje met de krakkemikkige caravan, met een waterleiding en een toilet, maar geen aansluiting op het riool: het is aandoenlijk hoe jij je probeert te handhaven. Zoals je een helofytenfilter in elkaar hebt gezet van bekkens met moerasplanten om je lichamelijk afval op een natuurlijke manier te laten verteren alvorens het op een verantwoorde manier op het oppervlaktewater te kunnen lozen. Dat doe je goed. Maar het is ook buitengewoon sukkelig. Het is 'buiten' en het is 'gewoon', en daar houden wij van. Wij hebben ook 'buiten'. Wat heet... we hebben alleen maar buiten. Er is geen binnen. Er is hier gewoon geen ene kloot.

Nog iets wat ons opviel: je hebt voor je veertigste verjaardag een telescoop gevraagd en gekregen, maar als je hem op de hemel richt zie je de maan als één grote witte vlakte, en het lukt niet om hem zo scherp te krijgen dat je andere planeten kunt waarnemen. Je hebt één collega van wie je weet dat hij er ook één heeft en die jou zou kunnen helpen, maar je hebt hem al lang niet gezien omdat hij op een andere locatie werkt. Je gaat ons niet goed zien met dat apparaat. Maar wij zien jou wel. En met het blote oog zie je mij en mijn broeders in de constellatie, dat wil zeggen: de sterren waar wij omheen zweven, en met een simpele vogelkijker kun je de sterren, van elkaar onderscheiden, maar, nog beter, je ziet ons samen. Want alleen zijn wij niets, dat wil zeggen, we zijn niet beter of meer dan enige andere ster. We zijn verschillend van grootte, maar verder zijn wij, elk voor zich, gewoon weer de zoveelste gloeiende lichtgevende bol.

Maar daarnaast zie je, zonder versterking door lenzen, de zon, maar ook de maan op haar eigen moment opkomen en weer ondergaan, door de lage verre horizon op het vlakke veenland, en je ziet hem zelfs weerspiegeld in het slootwater en daardoor dubbel. En je ziet heel soms Mars en Venus. En je voelt je verbonden in het universum.

Ik, de vertegenwoordiger van Wega, ga al een heel tijdje mee, en ik hou jullie al wel een paar honderdduizend jaar in de gaten. Jij bent de enige uitverkorene van de vijf miljard, tot wie ik me nu richt. Let goed op, want ik ga jou vertellen wat je moet doen. Jullie hebben namelijk een probleem, en misschien heb ik de oplossing. Al kan ik me erover verbazen dat jullie zelf niet op die oplossing gekomen zijn.

De afgelopen twintigduizend jaar zijn jullie - tenminste die ene van de duizenden soorten schepsels op jullie planeet, die 'mens' genoemd wordt - zo ontzettend in aantal gegroeid dat jullie het leven voor jezelf bijna onmogelijk hebben gemaakt.

Jullie hebben een vloeibare substantie die over de harde aardkorst ligt, die jullie water noemen. Jullie hebben dezelfde stof ook in gestolde vorm; dat noemen jullie 'ijs', en vanwege de stand en de invalshoek van de zon die op aarde aan de polen het laagst is, blijft dat ijs aan de polen zijn vaste vorm houden. Maar op het overgrote deel van de oppervlakte is dat ijs gesmolten en daar heb je vloeibaar water. Dat is altijd zo geweest, en die toestand is stabiel en voorspelbaar.
Er is één vrij grillige lijn over de hele aardkorst tot waar dat water reikt, en daar niet boven komt. Dat noemen jullie 'de kust'. Jullie hebben allemaal je huizen gebouwd - zo noemen jullie die vaste plek om te leven, waarmee jullie je omsluiten vanwege de lichtelijk schommelende temperatuur en de wind - boven de kust: die lijn tot waar dat water reikt.

Behalve dan op de plek waar jij woont, jongeman in de stacaravan met wie ik in de zomernacht oog in oog sta. Jij staat twee tot drie meter onder het niveau tot waar de zee reikt. Door de dijken en de duinen wordt dat water tegengehouden, afgezien van rivieren en kanalen die direct met het zeewater in contact staan.

Maar het is maar een paar jaar geleden, in het jaar dat jullie 2003 noemden, dat in hetzelfde gebied als waar jouw caravan staat, namelijk bij je oudste broer in Veenzijde (waar dat veen nou juist al honderden jaren geleden was afgegraven en opgestookt), dat de dijk 's zomers door de hitte en de droogte verkruimelde en onder de waterdruk van de Ringvaart brak, en het water tot aan de drempel van je broers rijtjeshuis in de polder kwam.

Wat ik niet allemaal in de gaten heb, he?

Ik dwaal af. Het probleem is dus dat overal in de wereld aan de kust het water steeds hoger komt door het poolijs dat smelt onder de toenemende temperatuur. Op plekken met een lage, langzaam oplopende kust, daar trekt de kust zich terug ten gunste van het hoger reikende water.
De temperatuur wordt veroorzaakt door de zon die de atmosfeer verwarmt. Ik zeg nu 'de zon' omdat jullie die ster zo noemen. 'Zon' is mijn collega-ster. Ik val mijn collega's niet zo gauw af. Je moet toch altijd een zekere mate van solidariteit houden. De zon kan het niet helpen, sterker nog: de zon doet gewoon zijn werk, dat is: de zaak verwarmen. Dat doe ik ook, al is dat niet het effect dat door jou wordt opgemerkt. Ik ben voor jou maar een lichtpuntje, een heel klein onderdeel van het illustere geheel dat je de sterrenhemel noemt; goed genoeg voor een gefascineerde maar uiterst kortstondige blik door de telescoop of verrekijker.

Het broeikaseffect, dat komt door de rook die jullie industrieën, schoorstenen en automobielen uitstoten. De daaruit voortkomende temperatuursstijging, die is 'man-made'. Die stijging zal in de naaste toekomst een veelvoud bedragen van wat die nu is, vanwege de stijgende welvaart in gebieden waar die nu niets voorstelt, denk aan India, Afrika; een miljard mensen die nu in relative armoede leven zullen binnen twintig jaar een industrie en een autopark bezitten, die een uitstoot zal produceren, het driedubbele van die van de hele wereld van dit moment. De atmosfeer zal binnen enkele decennia aanvoelen als de broeikassen van Brockhoff, je weet wel, die bloemenkweker bij jullie in de buurt, aan de Veldhuisweg.

Je kan bij mij wel aankloppen voor ideeën, maar ik ben maar een reuzester. Ik heb wel een idee voor je. Weet je nog dat 66 miljoen jaar geleden een meteoriet in Mexico neerstortte, en er zoveel stof in de atmosfeer terechtkwam? Er brak een permanente zonsverduistering aan, waardoor de dinosaurussen uitstierven. Zoiets moet je nu ook zien te regelen!

Ik sta te ver van jullie af om daar iets aan te doen, en ik kan mijn collega's bij jullie in de buurt niet aansturen. Je moet er gewoon voor zorgen dat de atmosfeer weer verduisterd wordt, en dan zal de temperatuur vanzelf zakken. Ik snap wel dat dat niet meevalt. Dit vraagt om onorthodoxe maatregelen, om het in een understatement te vatten.

Eén maatregel zou kunnen zijn: de maan in één lijn zien te krijgen tussen jullie en de zon, om een periodieke complete, of een permanente gedeeltelijke zonsverduistering te krijgen. Je zou het zo moeten regelen dat de maan een klein deel van de dag de aarde verduistert, en dan dus ook maar een deel van de aarde. De draaiing van de aarde om zijn eigen as zou kunnen blijven zoals die altijd was. Maar de draaiing van de maan om de aarde, die zou beregeld moeten worden. Wanneer altijd een deel van de aarde verduisterd wordt door de maan, en elke dag gedurende een paar uur elk gebied van zon verstoken wordt, is dat voldoende om de gemiddelde temperatuur op aarde zoveel te verlagen dat het broeikaseffect wordt teruggedrongen. Er zal weliswaar een broeikaseffect blijven bestaan; dat is op zichzelf niet een probleem. Maar de geleidelijke toename van de temperatuur wordt omgekeerd; er zal een geleidelijke afkoeling van de temperatuur ontstaan.

Dit vergt maatregelen van een schaal die nooit eerder zijn genomen. De inherente, eeuwige en constante beweging van een hemellichaam, welk hemellichaam ook, is voor zover wij weten, nooit eerder door wat voor kracht of macht ook onderbroken geweest. Niet omdat ik, de ster Wega, dat in de gaten gehouden heb, en dat niet gezien heb; ik heb er niet op gelet. Maar omdat in de natuur besloten zit dat elk hemellichaam een zekere beweging (of stilstand) heeft en dat die beweging eeuwigdurend is - zolang ze niet door externe krachten gestremd is. En zo'n stremming is tegennatuurlijk, en is in de natuur nooit voorgekomen, en zal uit de aard van de natuur nooit voorkomen.

Het stremmen van de beweging van een hemellichaam of het veranderen van richting daarvan is alleen mogelijk door nucleare explosies op of nabij het oppervlak van een planeet, van een kracht en een schaal die nooit eerder beproefd is. Dit is zonder precendent. Dit is nog nooit vertoond. We kunnen er ook niet zeker van zijn dat zo'n explosie doeltreffend is, en je moet rekening houden met een onbedoeld effect: dat je de planeet zelf in één klap vernietigt. Dat je jouw wereld naar een andere wereld helpt, om er eens een toepasselijke beeldspraak erbij te halen.

Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn: de snelheid en de kracht van een meteoriet of een komeet aanwenden en naar believen van koers doen veranderen. Als je erin zou slagen zo'n object in een baan naar de planeet te krijgen, dan zou je de proef van 'de meteoor van Mexico' kunnen herhalen, maar dan met een milder effect. Als je een stuk steen van een kleiner, precies afgepast kaliber zou kiezen, dan zou je het volgende effect op aarde kunnen bereiken: de inslag van het object zou zoveel steengruis in de atmosfeer brengen, dat die stof, als die zich na een aantal jaar heeft verspreid, een lichte dunne deken om het aardoppervlak heeft gelegd.

Precies afgepast zou dat als een scherm kunnen functioneren tegen overmatig zonlicht. De temperatuur op aarde zou door een eeuwige klamboe in een hogere luchtlaag, een paar graden kunnen afnemen. Aan de polen kan het land- en zeeijs zich herstellen, in de gematigde zones kun je weer echte winters beleven - in het land van onze caravan-gast kun je weer een maandlang schaatsen en kan onze jonge vriend weer op de ijzers overal naar toe trekken, van de stad waar hij woont over de door dijken omzoomde quasi-rivier naar zijn landje, over de veenplassen schaatsen, of sterker nog: het grote afgedijkte half ingepolderde stuk zee oversteken naar de oostelijke provincies.

Ik kan die letterlijk omhooggevallen multimiljonair Elon Musk niet beloven dat hij zijn 'Starlink', de serie communicatiesatellieten die hij inzet om de legers van vredige landen te helpen met communitatie tussen onderling verafgelegen legeronderdelen, zonder enige atmosferische storing kan voortzetten. Maar hij heeft nog tijd. Zo'n meteoriet naar de aarde laten reizen, daar gaat wel een paar jaar mee heen.

Ik zal de meteoriet op de aarde richten en kan proberen om hem te laten neerkomen in een specifiek gebied waar het niet veel kwaad kan, of juist het kwaad wat zich daar kan afspelen, te verstoren met de inslag. Ik denk dan aan een land als Libië, wat één grote bak zand is, en wat de samenleving van criminele bendes die zich daar ophouden tot heil van zijn omgeving zal verstoren, en wat ook de aanhoudende stroom vluchtende gelukszoekers naar Europa enigszins kan ophouden. Maar als de inslag een blindganger wordt, kan die ook zo ruim tweeduizend jaar geschiedenis annihileren, als die toevallig Rome treft. Ik moet het er maar op aan laten komen, en erop vertrouwen dat ik jullie een dienst bewijs.

De goede daad die ik jullie daarmee doe, geliefde aardlingen, lieve landjesman, geeft mij troost in mijn verder wat troosteloze bestaan. Ik, Wega, ik ben machtig, maar ik heb nooit eens gelegenheid om mijn krachten aan te wenden, ten goede of, als ik eens een narrige bui heb, ten kwade. Het is hierboven, als ik dat voor gelegenheid eens zo mag noemen, stil en eenzaam.

Wij, de ster Wega en de broedersterren in het sterrenbeeld 'Lier', wij schijnen, maar we zien geen weerschijn. Ik ben enorm groot. Mijn broeders in het sterrenbeeld, zij zijn zo onmetelijk ver weg. Om voeling met ze te houden is het bijna nog beter om hun weerschijn te zoeken op de paraboolschotels en op de netvliezen van de sterrenwachten: de aanschouwers op aarde. Jullie op aarde, jullie zien ons samen, en samen vormen we een lier, een beeld met een betekenis, en waarde.

Maar, wee ons! Wij staan alleen, onmetelijk ver van elkaar. Konden we voelen, we zouden alleen pijn, wee voelen. Ga, wee! Verdwijn, pijn! Ga van ons heen, smarten om de eenzaamheid en onbereikbaarheid.